De ochtendzon hangt laag boven de hellingsruggen van de Etna. Terwijl de lucht helder is en er in de verte een sliert rook uit de vulkaan opstijgt, rijden we in een oude terreinwagen mee met wijnmaker Sonia Spadare Mulone, op weg naar haar geïsoleerd gelegen wijngaard. Ze draagt stevige laarzen. “Loop maar mee,” zegt ze bij aankomst glimlachend en duidelijk trots. “Ik laat je zien waar onze wijnen vandaan komen.”
We wandelen tussen de wijnstokken. De grond onder onze voeten is zwart en bijna poederig. Vulkanisch, levend. “We noemen dit heroïsche wijnbouw,” zegt Sonia. Deze wijngaarden liggen op grote hoogte, op kleine stukjes land die vaak moeilijk bereikbaar zijn. Soms zijn het resten van oude kraters, steil en ruig. Maar juist daar groeien de mooiste druiven.”
Elke tros wordt met zorg behandeld, zoals Nonno Peppino het ons leerde
“Het begon allemaal in 1954,” vertelt ze. “Mijn grootvader heette Giuseppe, maar wij noemden hem Nonno Peppino. Hij cultiveerde hier een oude wijngaard, die beplant was met nerello mascalese en nerello cappuccio. Hij deed dat met veel liefde. Tot op hoge leeftijd oogstte hij de druiven met zijn eigen handen, en vinifieerde volgens de ambachtelijke methoden die hier al generaties bestaan. Zonder machines, zonder haast. Alleen de natuur, tijd en vakmanschap.” Ze kijkt ons aan. “Mijn missie is simpel: de ziel van dit alles bewaren. De kennis van Nonno Peppino doorgeven. Wijnen maken die deze plek eren. En hoewel we nu moderne technieken hebben om ons te helpen, blijft de essentie onveranderd. We oogsten nog steeds met de hand, behandelen elke tros met zorg, en werken met dezelfde nederigheid en passie als vroeger.”
We staan even stil. De wind ruist zacht tussen de stokken. In de verte de vulkaan, stil en indrukwekkend. “Deze wijngaarden zijn meer dan grond en planten,” zegt Sonia. “Ze zijn een familie-erfenis. Een belofte. En zolang ik hier ben, zal ik die belofte blijven eren.”