Plaats delict is Brasserie van Baerle van Floor van Ede, aan de Van Baerlestraat in Amsterdam. Dit restaurant is al decennia een begrip in Amsterdam en de vijf heren, die allemaal in de hoofdstad wonen dan wel woonden, kennen dit fijne adres al jaren. De chambre séparée voelt als een huiskamer en we hebben het rijk voor ons alleen. Geen overbodige luxe met deze heren; wellicht op leeftijd, maar bruisender dan menig fles prosecco. De bedoeling van onze bijeenkomst is om herinneringen op te halen, de veranderingen in de wijnmarkt te bespreken en ook een blik op de toekomst te werpen. Het wordt een even boeiende als prettige middag. Of zoals Nicolaas Klei het na afloop kort en bondig omschreef: nostalgie op niveau.
Geen van de heren komt met voorbedachte rade in de wijnwereld terecht. Het overkomt ze per toeval, maar wat ze met elkaar delen, is dat ze verliefd worden op het product en graag schrijven. Soms is er de nodige bluf voor nodig en veel learning on the job. Zo vertelt Hubrecht hoe hij op zijn allereerste wijnreis Champagne Bollinger bezoekt. Hij ‘logeert’ met zijn vrouw in een sheltertje op de modderige camping van Reims, maar als Madame Bollinger hem vraagt of hij een prettig hotel heeft gevonden, antwoordt hij bevestigend. Hij proeft er prachtige champagnes, waarop Madame vraagt hoe hij ze eigenlijk vindt. Tot zijn schaamte bemerkt hij – nieuw in deze wereld – dat hij geen enkele aantekening heeft gemaakt. Een beginnersfout, en eentje die hij niet zal herhalen. Karel (uitgever) en Ronald (keuringsarts) kennen elkaar van Amsterdamse proefavonden, waar Karel ook Jan van Lissum ontmoet, die net zijn eerste nummer van Proefschrift heeft uitgegeven. Karel kan hem met zijn uitgeverij met het vervolg daarop helpen, maar wil dat alleen doen als er ook plek is voor Ronald. Zo komen de heren in 1985 bij Jan werken. Het is puur hobbymatig, want beiden hebben een prima baan. Wanneer Van Lissum uitnodigingen voor proeverijen niet aan Karel en Ronald doorgeeft maar ze zelf bezoekt, besluiten ze in 1988 om dan maar hun eigen wijnblad te beginnen en zo begint Perswijn.
Hubrecht was in de jaren '70 echt een wijnpionier
Gert droomt als atleet van de Olympische spelen, maar ontdekt dat andere jongens met minder trainen alsnog beter zijn. Hij wordt lid van fietsclub de Trappist, naast Van Puffelen. Tijdens een fietsvakantie komt hij als bij toeval in de Bourgogne, waar hij een wijnboer om de weg vraagt. Op dat precieze moment wordt de wissel bij hem omgezet. Hij raakt hevig geïnteresseerd in wijn en koopt ‘De Complete Wijnliefhebber’ van Hubrecht Duijker, met daarin bonnen voor het aanvragen van het gratis wijnblad ‘Wijn & Spijs’. Als Gert denkt een leuk verhaaltje te hebben voor het blad, wordt dat door redacteur Hubrecht geplaatst. Ook bij het verhaal van Nicolaas spelen Hubrechts boeken een grote rol (“Het is niet goed voor je mooie bescheiden karakter, Hubrecht”). Nicolaas studeert rechtsgeschiedenis en schrijft daarnaast voor het Koninklijk Genootschap ter Verbreiding en Bevordering van Nutteloze Kennis. Of hij geen wijnrubriekje wil schrijven voor het blad van de maag-darmspecialisten, vraagt iemand hem: “want dokters drinken veel en jij weet van wijn en schrijft zo leuk.” Zo wordt hij wijnschrijver.
Een chauvinistische wereld
Covid heeft laten zien dat je als journalist tegenwoordig ook goed vanuit huis kan werken; onze krasse knarren ontvangen proefflessen aan huis, spreken mensen via videoconferenties en vinden hun meeste informatie online. Dat was in de jaren zeventig wel anders. Pionier Hubrecht reed alle kronkelweggetjes af, ontgon wijnstreken waar nog nooit een buitenlander was geweest en schreef over druiven waar niemand ooit van had gehoord. De wijnwereld was in die beginjaren veel kleiner. Frankrijk bestond uit Bordeaux, Bourgogne, Champagne, Elzas, Anjou en niet veel meer dan dat; wijnen kwamen vooral via handelshuizen onze kant op. Rioja bestond al, “maar we moesten uitleggen hoe je dat moest uitspreken” en er was halfzoete rosé d’Anjou, Mateus rosé en moezelwijn. De wijnboeren waren in die jaren nog zeer naar binnen gericht. Er werd niet gereisd, het wijnmaken leerde je van vader op zoon en er werd dus weinig kennis gedeeld en vergaard. Gert vroeg in 1980 aan de keldermeester van Pichon Longueville of hij het dorp Meursault kende, waarop deze na een tijdje te hebben nagedacht antwoordde: “Daar is toch die tractorfabriek?” Hubrecht: “Toen ik in de zomer van 1976 de Bourgogne bezocht voor een boek dat ik schreef over de streek, kwam Robert Drouhin naar me toe om te vertellen dat ik nooit zou slagen in mijn opzet. De Bourgogne was daar volgens hem veel te ingewikkeld voor.” Toen het boek later verscheen en in meerdere talen werd vertaald, kwam Drouhin op zijn uitspraak terug en complimenteerde Hubrecht met z’n geslaagde boek. Een kleine wereld dus, maar wel eentje waarin overal de deur voor je open stond. Gert herinnert zich dat hij voor een exclusieve Montrachet-proeverij in de jaren tachtig de producenten afging en van iedereen, zonder uitzondering, ook van Domaine de la Romanée-Conti, gratis en voor niks vier flessen meekreeg. Vandaag de dag moet je in Bourgogne soms betalen als je wilt proeven…
Rioja bestond al maar we moesten nog uitleggen hoe je het uitsprak
De democratisering van het wijndrinken
We staan stil bij de opkomst van wijn in Nederland. In de jaren zestig dronk de Nederlander zo’n 2,5 liter wijn per jaar; tegenwoordig is dat het tienvoudige. Wijn was in die tijd een elitair product, mede omdat ze destijds minder rijp waren. Rode wijnen met hun destijds hardere tanninen moest je soms jaren opleggen voordat ze lekker werden. Je had dus een kelder nodig, en daarmee was het toch meer een drank voor de pastoor, dokter en notaris. Maar in de loop van de jaren zestig gingen steeds meer Nederlanders op vakantie in Frankrijk en kwamen daar in contact met wijn. Albert Heijn speelde daar als eerste supermarkt handig op in, met in 1969 de Pinard in literfles en in pak. Op het etiket stond ‘Vin ordinaire’ en ‘zoals de Fransman hem dagelijks drinkt’. Het was het begin van de democratisering van de wijn in Nederland. In 1974 speelde Hubrecht hier zeer succesvol op in met zijn koopgids ‘500 betaalbare wijnen’ (40.000 verkochte exemplaren), net als later Nicolaas met zijn populaire ‘Supermarkt Wijngids’ en zijn ‘Omfietswijnen’. In de tachtiger jaren begonnen de wijnen te veranderen. Onder invloed van Robert Parker en zijn honderdpuntenschaal raakten wijnen met veel extract, opgevoed in nieuwe eiken vaten, in trek. Gert: “In die jaren was je eerste vraag aan een producent hoeveel nieuw hout hij jaarlijks gebruikte. En als het antwoord 100% was, dan ging je hart sneller kloppen. Vandaag ben je blij als ze in de bourgogne voor de grands cru’s 30% nieuw hout gebruiken en voor de premier cru’s 25%.” Ronald: “Door de opwarming van het klimaat zijn de tanninen tegenwoordig veel rijper. Vroeger was het hout nodig om de tanninen te verzachten.” Gert: “Maar het had ook invloed op de smaak. Het was toch een soort van mascara voor de wijn.” Ro-nald: “Voor de ene wijn wel, voor de andere niet. In een Château Margaux met 100% nieuw hout, proef je het hout niet.” Gert: “Jean-Marie Guffens zegt letterlijk: een wijn kan zoveel hout hebben als hij wijn is.” En daar is iedereen het over eens.
Bordeaux profiteert van de klimaatverandering
Verandering door opwarming
Was er in de jaren tachtig en negentig door de technische vooruitgang vooral heel veel aandacht voor het wijnmaken in de kelder, deze aandacht is de laatste jaren mede vanwege de opwarming van het klimaat steeds meer naar de wijngaard verlegd. Ronald: “De temperatuurstijging is voor Bordeaux een zegen. De stijl van moderne bordeaux sluit naadloos aan bij de smaak van de moderne wijndrinker. Die willen geen wijnen meer met harde tanninen.” Karel: “Hetzelfde geldt voor de Bourgogne, maar tegelijkertijd zijn de volumes daar zeer onder druk komen te staan door een toename van hagel, vorst, droogte. Ik maak me daar echt zorgen over.” Streken als de Provence lijden volgens de heren erg onder de droogte en warmte. Het zal steeds moeilijker worden om de populaire rosé’s te blijven maken. Het vraagt om aanplant van an-dere druiven, rassen die tegen de hitte bestand zijn. Gert: “Het is wel knap hoe die Sacha Lichine, telg uit Bordeaux, het voor elkaar heeft gekregen om met zijn Château d’Esclans rosé de Provence als luxeproduct te vermarkten. Rosé’s van meer dan honderd euro; pure marketing!” Nicolaas, die van 2001 tot 2020 de Supermarkt Wijngids maakte, merkt dat in de loop der jaren de gemiddelde kwaliteit van het aanbod is gestegen. “Het is nog niet allemaal rozengeur en maneschijn, maar echt slechte bagger proef ik niet meer. En er zijn nog altijd veel wijnen onder de €6,50. Het enige probleem is dat veel van die wijnen niet duurzaam zijn gemaakt natuurlijk. Zelfs de biowijnen niet.” Om tegen hele lage kosten te werken, moet je de volumes groot maken en zoveel mogelijk machinaal doen. Dit resulteert in monoculturen, maakt irrigatie en de inzet van gewasbeschermers noodzakelijk. Maar de consument ziet het verschil niet tussen de ene biologische wijn en de andere. Gert: “Ze kunnen hun wijn beter dichterbij halen dan aan de andere kant van de wereld!” Nicolaas: “Maar die geitenwollensokkenimporteur die met zijn busje linksdraaiende biologische wijn uit ZuidItalië haalt, is minder duurzaam dan dat gezellige gevulde containerschip uit Australië.” Ronald: “Ja, dat hebben ze doorgerekend, dat dat schip vaak duurzamer is.” Gert: “Glasgewicht, dat is belangrijk. Dat kunnen die supermarkten toch aanpakken? Waarom moet die Argentijnse wijn op een fles van ruim een kilo?” Ook Hubrecht vindt de zware flessen belachelijk. Ze zouden verboden moeten worden. Maar overstappen naar kunststof of karton is “een stuk minder sexy”, aldus Karel. Toch zal het anders moeten. Van de schroefdop dachten we ook dat het niet zou kunnen.
Alleen al voor de kleigrond wordt Nederland nooit het wijnland van de toekomst
Wijnland van de toekomst
Wat niet in het verschiet ligt, ondanks de klimaatverandering, is een toekomst voor Nederland als nieuw wijnland. Gert: “Ik snap het sentiment, maar helaas. Met eventuele uitzondering van Limburg met zijn lössgrond is ons land daarvoor niet geschikt. Wij leven in een rivierdelta, met klei en zandgrond en veen. Volstrekt niet te vergelijken met de klassieke gebieden van Frankrijk.” Ook bij andere ‘nieuwe’ wijnlanden plaatsen ze kanttekeningen. Nicolaas: “Slovenië was op een gegeven moment in opkomst. De wijnen zijn er goed, zo dicht tegen Italië aan, maar er is weinig budget om de wijnen te promoten. Die worden in Italië verkocht, en blijven met name in eigen land. Dat zie je ook met de Griekse wijnen, die enorm in kwaliteit en prijs stijgen, maar vooral binnen de eigen grenzen blijven.” Hubrecht: “Zoals de assyrtiko van Santorini, die heel interessante wijnen geeft. De druif wordt inmiddels op steeds meer plaatsen aangeplant. Zelfs in Zuid-Afrika.” Ronald: “Dat zie je steeds meer, dat er druiven worden aangeplant in andere gebieden, omdat ze goed bestand zijn tegen klimaatopwarming. Zoals in Bordeaux de touriga nu is toegelaten.” Hubrecht: “Schaf sowieso de voorgeschreven druiven af. Jaren geleden stelde ik tijdens een presentatie aan een bordeauxdirecteur voor om chardonnay aan te planten. De man ontplofte bijna. “Dan verliezen we onze typiciteit!” schreeuwde hij.” Ronald: “Maar tegenwoordig is de oplossing om je wijn uit te brengen onder Vin de France. Dan kun je aanplanten wat je wilt, en dat gebeurt steeds vaker. Vin de France heeft een hogere status verworven. Dat is ook een oplossing voor het verliezen van typiciteit in een regio. Daar zijn de aoc-wijnen dan voor.” Gert: “De toekomst van de wijnwereld verschilt denk ik nogal per marktsegment. De kopers van de dure wijnen zijn gehecht aan de bekende herkomstbenamingen.” Hubrecht verwacht veel van de opkomst van de koelere gebieden op het zuidelijk halfrond, maar heeft daarnaast nog één specifieke wens: beperk het alcoholgehalte in de wijnen! “Toen ik met schrijven begon was 13,5% een zware wijn. Tegenwoordig is dit bijna de standaard. Ik zou graag willen dat dit weer omlaag gaat – technisch gezien is het mogelijk.” Het wordt tijd om ons eens goed te verdiepen in de door ons zelf meegenomen flessen. Er zitten bijzondere exemplaren bij. Er wordt geroken, geproefd, geslurpt en vooral weer veel gesproken. Tot Floor ons tot de orde roept. Haar restaurant loopt vol voor het diner; hoog tijd om er een eind aan te breien.
Zoals Guffens zegt: Een wijn kan zoveel hout hebben als hij wijn is