Oude liefde roest niet

Oude liefde roest niet

Door Aad Kuijper | 3 april 2020

Ik hou al heel lang van Bordeaux. Ik geef het toe, ik kan er niks aan doen, ik ben een ouderwets man; Bordeaux is mijn eerste liefde en ik ben haar trouwe hond. Zoals Obelix als kind in een ketel met toverdrank viel, zo belandde ik ooit als student met mijn neus in een glas Chateau Latour 1963 en was ik op slag betoverd.

Het gebeurde tijdens een buitenlandreisje waarvan ik alles vergeten ben behalve de smaak van de wijn: fluwelig, romig, complex, heel anders dan de Lambrusco van 3 euro 33 die ik tot dan toe gewend was. Ik bekeerde mij ter plekke tot de wijn en werd liefhebber van goede Bordeaux. Natuurlijk weet ik dat ik als intellectueel geacht word daar mijn neus voor op te halen en dat ik behoor te flirten met Duitse of Jurawijnen – of beter nog – Vin Nature, maar dat lukt me niet. Van vin nature word ik altijd wat zuur terwijl ik van een goed glas bordeaux altijd week in mijn knieën word. Dat romige, dat gulle… Dat is denk ik wat liefde met je doet, het ontneemt je je kritisch vermogen.

Ja, Bordeaux was mijn eerste liefde – alleen bleek zij te hoog gegrepen. Al spoedig ontdekte ik namelijk dat de liefde niet van twee kanten kwam. En dat ze duur betaald werd. Al in de eerste jaren van onze relatie steeg het succes Bordeaux naar de bol en zag ik haar steeds vaker in het gezelschap van mannen met geld. Platzak en met een gebroken hart week ik uit naar andere gebieden, waar ik troost vond bij nieuwe liefdes, de onstuimige Faugères van Barral, de gerijpte Rhônes van Chave, de stijlvolle Pibarnon, de bevallige Trevallon, schitterende wijnen maar... geen Bordeaux.

Sindsdien heb ik mij tevredengesteld met de kliekjes die mijn geliefde voor mij bewaarde: een kistje Poujeaux uit zo’n slecht jaar dat het nog betaalbaar was, tweede wijnen van tweederangs chateaux, Bordeaux superieur, Bordeaux inferieur, ik was er gelukkig mee. Tot de dag dat ik met Xavier en Job werd uitgenodigd bij Chateau Barberousse in het gehucht Le Bibey, op steenworp afstand van Saint-Emilion. Van een kasteel is hier overigens geen sprake, want het betreft niet meer dan een boerenhuis met een flinke schuur. Tot 1985 deed vader Puyol nauwelijks aan export, omdat, zoals hij zei: “Mijn klanten in Frankrijk wonen, want ik spreek alleen maar Frans.” Sinds zoon Stéphane de leiding heeft overgenomen is de kwaliteit nog verder gestegen en is het domein internationaal bekend.

Bij binnenkomst krijgen we een handdruk waar meer warmte in zit dan in alle handdrukken van alle chateaueigenaren van de Bordelais, linker- en rechteroever en Entre-Deux-Mers tezamen. Stéphane Puyol is naast een begenadigd wijnmaker ook nog een oprecht mens. Hij leidt ons de kamer in waar zijn ouders ons begroeten met een glas champagne en wat koekjes uit de supermarkt. Hier geen marmer op de vloer maar goedkoop laminaat. Geen zachte muziek uit dure weggewerkte speakerboxen maar een tv die tijdens ons verblijf gewoon aanblijft.

Het zou het mooiste chateaubezoek van onze reis worden. En de wijnen; ze zeggen wel eens dat de wijn op zijn maker lijkt: bij Barberousse is dat zeker het geval. Barberousse is alles wat ik zo lekker vind aan Bordeaux, het is gul als de ouders van Stéphane, krachtig als zijn handdruk maar met de geraffineerde charme van het geblokte keukenzeiltje. En dat voor een prijs waar je bij Latour nog geen slok voor krijgt. Ik ben weer verliefd.

Alle wijnen

Bekijk het hele wijnaanbod